De bendeleider

Op 25 november 1808 werd Leonard Van Compernolle geboren in Markegem als vierde kind in het gezin van Frans Van Compernolle en Isabelle Taillie. Op 15-jarige leeftijd verloor hij al zijn moeder. Leonard groeide op tot een robuuste werkman met blonde lokken en blauwe ogen. Net zoals zijn vader verdiende hij zijn kost aan het weefgetouw. Maar binnen in hem schuilde iets kwaadaardig. Stilaan ontpopte hij zich tot de schrik van zijn omgeving. Zo gebeurde het dat hij een eerste keer in aanraking kwam met het gerecht. De tweede maal stuurde de rechter hem prompt achter de tralies van de gevangenis Sint-Bernardus in Hemiksem.

Toen hij in 1839 vrij kwam, begon hij de snode plannen die hij gemaakt had tijdens zijn gevangenschap uit te werken. Hij zei de weversstiel voorgoed adieu en liet zich omringen door enkele boeven met vakkennis. In juni van 1839 besloot de bende Van Compernolle dat hun tijd gekomen was. In het holst van de nacht van 10 op 11 juni overvielen ze op brutale wijze broer en zus Meersman op hun afgelegen boerderij in Gottem. Twee dagen later verplaatsten ze hun actieterrein naar Lendelede waar ze inbraak pleegden bij de wever Cannaert die ze onder doodsbedreigingen beroofden van geld, juwelen, linnen en draad. De gezamenlijk buit van deze twee overvallen werd geraamd op 800 frank. 

Door de drieste nachtelijke overvallen van deze rondtrekkende woeste bende hadden de mensen in de streek stevig de schrik te pakken gekregen. Bovendien vond de politie geen aanwijzingen naar de daders. Een week na de feiten was het de politiecommissaris van Ingelmunster die voor een eerste doorbraak in het onderzoek zorgde. Hij arresteerde, op verdenking van landloperij, een gewezen galeiboef. Tijdens de intense ondervraging ging deze al over tot bekentenissen en verklikte ook enkele bendeleden. De politie kon hierdoor zijn kompanen bij verrassing inrekenen in de obscure wijk Turkijen in Meulebeke. Maar de bendeleider was hen ontglipt.

De buit bleef echter spoorloos. De bende had die verstopt in een veld om die later onder elkaar te verdelen, maar daar kon de politie enkel vaststellen dat alles al was weggenomen. De bendeleden beschuldigden hun aanvoerder, Leonard Van Compernolle, ervan dat hij al was gaan lopen met de buit. Hierop zette de Tieltse politie de jacht in op de voortvluchtige Leonard die ze na drie dagen en nachten intensief zoeken op 23 juni bij zijn kraag vatten. Zo belandde Leonard opnieuw in de gevangenis. Dit keer in Kortrijk.

Maar de buit bleef onvindbaar. De politie legde nochtans een grote ijver aan de dag waardoor er zo veel verdachten werden ingerekend dat de Kortrijkse gevangenis met capaciteitsproblemen te maken kreeg. In augustus kwam zelfs het bericht dat er eigenlijk geen grond was om de mannen de overval in Gottem aan te rekenen. Het onderzoek zat in de strop. 

Begin september kwam er dan eindelijk schot in de zaak. Een aanwijzing tijdens het kruisverhoor leidde de politie naar het huis van de reeds aangehouden heler Theodoor-Henri De Laere in Ingelmunster. Daar vonden ze, begraven in de grond onder diens bed, het gestolen linnen en draad van Cannaert. Een meer intensieve zoektocht doorheen het huis bracht ook andere gestolen voorwerpen aan het licht, waaronder enkele die toebehoorden aan Meersman uit Gottem. Deze vondst zorgde ervoor dat de misdadigers teruggestuurd werden naar de kamer van inbeschuldigingstelling voor beide overvallen in Gottem en Lendelede.

Hun proces volgde in december. Dit duurde vier dagen en er werden 64 getuigen gehoord. Het harde verdict kwam er op 22 december. Leonard werd samen met zijn consorten Karel Van De Vyvere, Peter Verheyen (bijgenaamd Pietjeko), Leonard De Blaere (bijgenaamd Leo Duyvejonk) en Ivo Carrette ter dood veroordeeld. De heler Theodoor-Henri De Laere kreeg een werkstraf van 7 jaar. Leonard werd geplaatst in de Gentse gevangenis aan de Coupure waar hij twintig jaar later op 51-jarige leeftijd stierf aan een long- en borstvliesontsteking. In februari 1860 liet de Markegemse burgemeester Van Melle een afschrift van de overlijdensakte uit Gent in de registers van de Markegemse burgerlijke stand opnemen. Misschien heeft hij daarbij dan hoofdschuddend gedacht, “Onze Leonard, die wilde toch wel echt niet deugen. Hij was verdorie beter blijven weven.”

Het vonnis van de bende van Compernolle

De bende Van Compernolle heeft helemaal niet de bekendheid gekregen zoals die van Jan Camerlynck, Lodewijk Baekelandt of Jan de Lichte. Daarvoor was hun start iets te vals. Maar je zou die mannen toch echt niet midden in de nacht over de vloer willen gehad hebben. En al zeker niet hun woeste bendeleider Leonard Van Compernolle uit Markegem

De Mandelbode, juli 2025

Scroll to Top