De straffende hand Gods viel in Julij 1845 op de aerdappels, welke in hunnen schoonsten
fleur als verbrand en uitgeroeid wierden, die het eenig voedsel der Vlanderens was, …
Dit schreef de achttienjarige Albinus Coucke in 1854 in zijn handboekje op de hofstede van ter Hoyen toen hij terugblikte op de crisisjaren die ook in Markegem zo hard hadden toegeslagen. De povere oogsten brachten armoede en honger, gevolgd door een tyfusepidemie. Zijn moeder Eugenia Roose bezweek in 1848 aan de ziekte. Velen verlieten het dorp en zochten elders een betere toekomst.
Je vous l’ai fait voir, l’année dernière, par les pommes de terre : vous n’en avez pas fait cas ;
c’est au contraire, quand vous en trouviez de gâtées, vous juriez, vous mettiez le nom de
mon Fils. Elles vont continuer à pourrir et à Noël il n’y en aura plus.
Zo sprak Onze-Lieve-Vrouw in september 1846 tijdens een verschijning tot twee verbaasde jonge herders in het Franse alpendorp La Salette. De oorzaak van de mislukte oogsten moest eerst en vooral gezocht worden in het zondig leven van de mensen.
Deze waarschuwing indachtig kon kerkbaljuw Jan Gourlandt bij de Markegemse gelovigen voldoende geld inzamelen voor een nieuwe kapel gewijd aan O.L.V. van La Salette om er bescherming af te smeken. In 1869 werd de kapel gebouwd op het kruispunt van de Kruisstraat en de Kouterweg. Ze verving een ander kapelletje dat wat verderop langs de Kouterweg richting Gottem stond.
De mensen bezochten de kapel om genezing van tyfus, pokken en andere kwalen te bekomen. En jaarlijks in september werd er een bedevaart naar georganiseerd.
De tijd maakte het gebedshuis bouwvallig en toen in 1979 een vrachtwagen erop inreed, werd er door vrijwilligers een nieuwe hagelwitte kapel, met brandglazen door pastoor Karel Traen, gebouwd.
Dus, als je patatten niet goed willen lukken, je weet waarnaartoe.

De Mandelbode, november 2024