Pastoor Henricus Coene

In december 1918 richtte kardinaal Mercier een interdiocesane commissie op die hij belastte met een drievoudige opdracht: een waarheidsgetrouw relaas brengen van wat zich in België tijdens de oorlogsjaren had afgespeeld, het verankeren van de oorlogsgebeurtenissen in het collectief geheugen en het in de verf zetten van het aandeel van de Belgische kerk in het verzet tegen de Duitse agressor. Voorjaar 1919 kregen alle Belgische pastoors een vragenlijst toegestuurd die als leidraad voor hun oorlogsverslag moest dienen. Na een schets van de bestuurlijke en geografische ligging van hun parochie moesten ze de Duitse inval in 1914 beschrijven. Vervolgens werd gepeild naar diverse aspecten van het bezettingsregime, met nadruk op de weerslag van de Duitse bezetting op het religieuze leven, maar ook vragen over de verplichte tewerkstelling, de wegvoering van arbeiders naar Duitsland en het lot van politieke gevangenen. Het einde van de oorlog, de terugtrekking van het Duitse leger en de terugkeer van krijgsgevangenen en politieke gevangenen vormden het sluitstuk van de verslagen.1

Hierna volgt het (eerste deel van het) antwoord van de Markegemse pastoor Henricus Coene. Pastoor Coene had de informatie over het verloop van WO I uit tweede hand want tijdens de oorlog was hij pastoor in Alveringem.


Gemeente Marckeghem

  1. De gemeente Marckeghem is een dorpje gelegen in de Provincie West-Vlaanderen, in het arrondissement Thielt, op eenen afstand van 16 km Noord-Oost der stad Kortrijk en 8 km Zuid-Oost de stad Thielt en onder de dekenij Thielt.
  2. Bij het uitbreken van den oorlog werd de gemeente door den burgerwacht bezet, ook vele jonge lieden onzer gemeente namen vrijwillig deel aan deze taak. Zij versperden de straten en wegen, dolven loopgrachten, ten einde den vijandelijken inval te belemmeren doch vruchtloos. Eenige dagen daarna moesten deze achteruitwijken door de Duitsche overmacht.
  3. Niets.
  4. De burgerlijke bevolking onzer gemeente heeft in de eerste dagen van den oorlog vele onrustige dagen en nachten beleefd, zelfs namen verscheidene jonge lieden den vlucht.
  5. Bij den inval van den vijand hebben gelukkiglijk geene gevechten op onze gemeente plaats gehad, als ook was geen enkele woning beschadigd.
  6. Toen ongelukkiglijk de eerste duitsche troepen onze gemeente kwamen belegeren, wierden bij hunne inkwartiering de hofsteden en woningen geplunderd van alles wat te vinden was en zonder vergoeding aangeslagen.
  7. Na den inval toen de barbaren hunnen optocht vervoorderden,dwongen zij de landbouwers op bedreiging van dood geschoten te worden, de soldaten hun reisgoed het gevaar in te voeren, waar zij na acht volle dagen in het gevaar verkeerd te hebben de vlucht konden nemen om alzoo hunne woning weldra bereikten.
  8. Korts na den inval wierd ons gemeentebestuur onder bedwang der duitsche overheid gesteld die allerstrengste bevelen deed uitvoeren, ook hebben menige duitsche troepen in inkwartiering gebracht geweest, bij burgers in scholen en andere gestichten, een onzeglijk getal hoornvee, paarden en andere dieren hebben door de bezettende macht in beslag genomen ge …

Vervolg van de brief ontbreekt nog.

  1. Uit het archief van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel en de Bisdommen Brugge, Doornik, Gent en Luik. Verslagen van de Eerste Wereldoorlog. ↩︎

Referenties

Scroll to Top